Antwerpen —  IstanboelDAG 5

— door Ward Hulselmans

— Maandag 25 november 2019

Om 9u sta ik op U-deck in de startblokken, klaar om naar Sines te spurten. Naast de gangway maak ik een praatje met de watchman, een Filipijnse matroos van 31 die Francis heet. Iedereen die in een haven van en aan boord gaat, moet voorbij de watchman en wordt ingeschreven. Francis is een O.S., een Ordinary Sailor – de laagste matroos in rang. Hij is heel geïnteresseerd in wat ik vandaag van plan ben, hij is de eerste zeeman die ik ken, die bij de kleinste kans ook zelf van boord gaat. De meeste matrozen en officieren zetten zelden of nooit voet aan wal; ofwel uit onverschilligheid, of omdat al hun tijd naar het laden en lossen gaat, of omdat ze gewoonweg té kapotgewerkt zijn. Ze blijven maandenlang op het schip. Bij het ontbijt stelde ik de vraag nog aan de kapitein. Zijn antwoord : “Ik ga alleen van boord met mijn volle valies”. Nooit dus, tenzij op de laatste dag van zijn contract. Maar Francis niet !

"Hij tovert zijn Iphone uit z’n overall en begint te scrollen."

Foto’s van zijn bezoek aan Antwerpen vorig jaar: Brabo, de Grote Markt, de Bourla en... de chaos na de eerste “knip” van de leien; zijn tocht door het slijk naar het Seafarer’s Center op de Italiëlei herinnert hij zich nog heel goed. En hij scrollt maar verder: foto’s van Francis in New York, in Hamburg, in New Orleans... Overal duikt zijn vrolijke snuit op, altijd goed gezind. Als zijn contract op de Alessia is afgelopen, vliegt hij naar de Filippijnen om er te trouwen met zijn fiancée, een lerares die hij al lang kent en waarmee hij samen een huisje heeft gebouwd. Zijn Iphone toont een wit villaatje met een adembenemend uitzicht, bijeen gespaard met varen, helemaal alleen, want zijn lief verdient als lerares maar $ 500 per maand, hijzelf $ 1.250. Blijft er op het einde van elke maand nog iets over? “Soms” zegt hij. “Dat geef ik aan mijn zus. Die zit op de politie-academie in Manilla. Ze wil agent worden.” Tien minuten later daal ik eindelijk de gangway af, recht de auto van de immigration-officer in. De man is bijzonder vriendelijk. Hij zet me af bij het enige bankkantoor in het stadje, want natuurlijk ben ik mijn geld aan boord vergeten. Het wordt steeds beter. De zon jaagt de laatste wolken weg en Sines blijkt een slaperig stadje met veelkleurige huizen in straatjes die door mekaar friemelen rond een middeleeuwse burcht die uitkijkt over zee. Naast de burcht staat het enorme beeld van de beroemdste inwoner van Sines : Vasco Da Gama, de ontdekkingsreiziger die in de 15de eeuw India op de kaart zette.

"Het verleden van Sines is groter dan het wat armoedige heden,"

maar toch zijn de inwoners trots: hun stadje is niet veel soeps, maar hun haven is de grootste en de best geëquipeerde van heel Portugal. Terwijl ik op een leeg terras achter een witte wijn zit, wordt ons schip gelost door vijf containerkranen, dezelfde als die in Antwerpen. Ik kan ze van hieruit bezig zien. “In Lissabon komen alleen maar cruiseschepen”, zegt de cafébaas met opgehaalde neus. Over neus gesproken. Vanuit de vissershaven beneden beginnen onweerstaanbare geuren van vis en schelpdieren op te stijgen. In de baai ligt een groot aantal vissersboten voor anker en terwijl ik van het stadje afdaal tot zeeniveau, lopen er net twee met hun vangst binnen. Ze leggen aan vlak voor de vismijn, maar helaas is dat voor loslopende buitenlanders verboden terrein. Toevallig sta ik naast een stapel kisten vol rode, grijze en witte kanjers van vissen die door eerdere bootjes zijn afgezet. Ze worden opgehaald door de eigenaar van een restaurantje achter mij. “O Bejinha” staat er op de gevel. Het is een kaal, wat primitief uitziende keet, maar versheid behoeft geen krans. Het staat vast: hier eet ik vanmiddag. Om de hoek en onder hetzelfde dak, bevindt zich een cafeetje. Er ligt een slapende hond voor de deur. Hij kijkt niet eens op als ik over hem naar de toog stap. Ik informeer tot hoe laat “O Bejinha” openblijft en als antwoord wordt mijn naam gevraagd. Iemand zal me binnen een uur oproepen om aan tafel te gaan, zolang mag ik hier blijven zitten.

"Blijkt dat café en eettent met elkaar verbonden zijn door een gat in de muur."

Alle drank wordt hierlangs doorgegeven. Een uur later steekt iemand zijn hoofd door het gat en roept keihard “EDUARDO” !!! “O Benjinha” zit stampvol Portugezen. Voor ik aan tafel mag, trekt de patron me tot bij een koeltoog waarin de vis die ik daarnet buiten zag liggen. Pas gevangen tongen, rode ponen, griet, octopussen, heek, stukken kabeljauw, enz. Ik moet wijzen welke ik hebben wil. Ik wijs. Er wordt er een tong van ongeveer een kilo voor m’n neus gehouden. Ik knik met een air alsof dit voor mij dagelijkse kost is. Oké. Doen maar. Als voorgerecht krijg ik een bord vol brokken inktvis in groentjes met olijfolie. Met brood veeg ik het laatste restje weg en tegelijk wordt de tong neergezet, in zijn geheel. En een halve liter witte wijn. Daarna koffie. Met een Portugese cognac. De rekening achteraf is simpel. Er staat – naast de drank – : octopus & 1 peixe. 1 vis. Samen 27 €. Later vertelt iemand me dat ik te veel betaald heb. Jaja, dat zal wel.

*

Nacht. Terwijl de Alessia naar de kust van Andaloesië stoomt, word ik wakker van de warmte. De lucht binnen is dik en ik schroef de patrijspoort open. Verse zuurstof stroomt binnen en als ik omhoogkijk, zie ik voor het eerst deze reis de sterren. De hemel is pikzwart en ontelbare twinkelende lichtjes nodigen mij uit. In piamabroek en T- shirt schiet ik dek E op en vandaar de buitentrap af naar dek D, dat zich over de volledige breedte van het schip uitstrekt, meer dan 40 meter op vijf. Daar sta ik dan, om half twee ’s nachts, helemaal alleen en omringd door de zee die je alleen maar hoort maar niet ziet. Daarboven een hemel die lijkt op een strakgespannen zwart zeil waarin iemand duizenden, nee miljoenen gaatjes heeft geprikt waardoor lichtjes schijnen, van de ene horizon naar de andere. De sterren van de grote beer eisen het sterkste licht op, elders staat de kleine beer, verder reikt mijn kennis niet. Tussen de sterren door zijn de lichte vegen van de melkweg zichtbaar.

"Als ik naar boven kijk, lijkt het of ik sta precies in het centrum van dit alles."

Je hoort soms vertellen dat een mens in bepaalde situaties uit zichzelf treedt. Daar lijkt het een beetje op. Het is alsof de deur naar mijn onderbewustzijn op een kier wordt gezet, met daarachter de ware reden van mijn aanwezigheid hier. Stilaan wordt duidelijk wat mij tot hier bracht. Dingen vallen samen. Ik denk aan mijn familie, aan mijn dierbaren en aan mijn voor eeuwig afwezigen. Alles wat is gebeurd, had een reden en van het gevolg zie ik nu de richting. Deze richting moet ik verdergaan in mijn leven. Ik kruip terug in bed. Om half vijf sta ik opnieuw op en ga weer buiten. Het aantal sterren aan de hemel is minder en hun licht verflauwt. Het is nu donkerder. Ik blijf nog een hele tijd op dek. Het is vreemd, ik voel me klaarwakker en heb geen zin meer om te slapen. Het schip vaart onverstoorbaar verder door de nacht.

***

— DAG 424 november 2019

vorige dag

— DAG 626 november 2019

volgende dag